Meteen als je de eerste bladzijde voor je ziet, zie je dat het een bijzonder boek is. Een dromerig, poëtisch boek met prachtig taalgebruik en soms kunstige zinnen waarin tussen de regels door heel veel gebeurt.
Het boek start met Wieke en haar moeder in het ziekenhuis. Dit eerste stuk eindigt vlak voordat Wieke de deur van een ziekenhuiskamer open wil doen. Dat houdt de lezer alert: wat zou er achter die deur zijn? De schrijver neemt je vervolgens mee terug een paar weken eerder. Dat verhaal start wat langzaam (je moet als lezer soms echt je best doen in het verhaal te blijven). Naar het eiland waar de opa van Wieke woont en waar Wieke zich als een vis in het water voelt. De rust die ze nodig heeft na een bijzonder jaar, de stilte, de geborgenheid van opa en de boot die ze van opa krijgt om op te knappen (en om uiteindelijk mee te gaan varen). Je merkt en voelt dat Wieke een meisje is dat veel heeft meegemaakt, maar wat precies, daar wordt omheen gedraaid. En dat is de kracht van het boek: de lezer nieuwsgierig maken en niet te veel weggeven. Uiteindelijk wordt alles verteld en wordt alles duidelijk. Dat scheelt. De tegenstelling tussen Wieke en het meisje dat ze ontmoet op het eiland Rut wordt heel mooi beschreven: de ingetogen Wieke met de rode wilde haren en de ietwat uitbundige Rut met het zwarte haar.
Bijzonder is die band. Je voelt bij het lezen echt de kriebels die Wieke in haar buik voelt, als ze Rut ziet of hoort of naast haar zit, in je eigen buik : “Ik voel iets in mijn buik. Het voelt zeg maar wat rommelig, niet helemaal zoals het hoort, maar toch best goed. Er kriebelt en fladdert iets in mij en ik kan niet echt verdwijnen, weg over watermassa’s, zoals ik anders altijd doe.’ Want…vraag maar eens aan kinderen: hoe voelt verliefdheid? Hoe kun je dat omschrijven?
Wieke maakt van alles mee, maar vooral in haar hoofd, je voelt haar gevoelens, je ziet haar gedachten…Als er een walvis aanspoelt, neemt het verhaal iets toe in tempo. Maar als Wieke plotseling terug moet met opa, dwars door de storm (die haast haar leven typeert), naar het vaste land komt het boek in rap tempo op gang. Alle struggels komen langs en alle puzzelstukjes vallen vervolgengs langzaam in elkaar.
Ideaal boek voor kinderen die op zoek zijn naar zichzelf of worstelen met (ontluikende) gevoelens of heftige gebeurtenissen. Maar ook een boek voor de betere en oudere lezer. De schrijfstijl is dromerig en soms poëtisch, daar moet je wel van houden