top of page
Schrijver aan het woord
Joukje Akveld over 'Rock de pinguïn!'...
Rock de pinguïn
Joukje Akveld1
Joukje Akveld2

Vier jaar geleden verhuisde ik naar Zuid-Afrika. Daar vond ik een huis in Simon’s Town, een kustdorp onder Kaapstad, bekend om z’n kolonie Afrikaanse pinguïns. Over die pinguïns schreef ik eerder in 'Wij waren hier eerst', een non-fictieboek waarin ik inzoomde op het human-wildlife conflict tussen mensen en dertien wilde diersoorten in Zuid-Afrika. Voor het pinguïnhoofdstuk bezocht ik SANCCOB, de zeevogelopvang in Kaapstad, waar gewonde en verweesde pinguïns worden opgevangen.

​

Toen ik van Amsterdam naar Simon’s Town verhuisde, verwisselde ik mijn dagelijkse rondje door het Vondelpark voor een rondje langs de oceaan. De ooievaars uit het park maakten plaats voor pinguïns op de rotsen. Dat leverde mooie foto’s op, maar met de pinguïns zelf ging het niet zo goed. Met minder dan 10.000 broedparen is de soort ernstig bedreigd en als de aantallen blijven afnemen zoals ze doen, bestaat de Afrikaanse pinguïn over tien jaar niet meer. Zo dicht leven bij een uitstervende diersoort is een surreële ervaring. Ik ken de IUCN Rode Lijst van bedreigde diersoorten, maar het uitstervingsproces voor je ogen zien gebeuren is een ander verhaal. Ik besloot me aan te melden als vrijwilliger bij SANCCOB om te zien hoe mensen proberen een soort te redden – en om daar zelf een kleine bijdrage aan te leveren.

​

Inmiddels ben ik getraind als pinguïnverzorger en heb ik duizenden vogels in mijn handen gehad, waarvan de meeste succesvol zijn vrijgelaten. Ik weet hoe je een pinguïn vastpakt (van achteren met twee vingers in z’n oren), hoe je onwillige pinguïns uit een zwembad jaagt en hoe je een sardientje stopt in een tegenstribbelende pinguïnsnavel. Ik kan een slangetje laten afzakken in een pinguïnmaag om hem medicijnen toe te dienen. Ik weet hoe je zalf smeert op zere pinguïnvoetjes. Ik kan onderscheid maken tussen het geluid van een hongerige pinguïn, een boze pinguïn en een tevreden pinguïn. Ik heb pinguïns ontmoet die als een Houdini uit hun verblijf ontsnapten, pinguïns die bang voor me waren, pinguïns die met me flirtten. Ik heb eindeloos veel vloeren met pinguïnpoep geschrobd en ik ken de favoriete douchestand van de Afrikaanse pinguïn (een sproeierig straaltje als een zachte miezerbui – daar gaan ze van kwispelen).

​

Zorgen voor pinguïns geeft veel voldoening. Het is ook hard en vies werk. Afrikaanse pinguïns zijn behalve koddig en aandoenlijk, sterk en agressief zijn. Hun snavels zijn scherp, met hun vleugeltjes meppen ze je tot moes. Er is bij SANCCOB geen vrijwilliger zonder bijtwonden en blauwe plekken. ‘We zijn verbonden in onze wonden,’ schreef ik eens aan een vriend in Nederland.

​

Boekideeën ontstaan bij mij soms vanuit een enkele zin. Dit was zo’n zin. Ik realiseerde me dat ik met mijn hoofdstuk in 'Wij waren hier eerst' nog niet was uitgeschreven over de Afrikaanse pinguïn. Zo ontstond het idee voor 'Rock de pinguïn! Het ultieme pinguïnboek'. In een ultiem boek beperk je je niet tot één soort. Kinderen zijn in mijn ogen niet specifiek geïnteresseerd in één speciale pinguïn. Ze willen net zo goed weten over de toewijding van keizerspinguïnvaders of het ruige kapsel van de rotspinguïn als over de wederwaardigheden van die ene sub-soort op het puntje van Afrika. Daarom lees je in 'Rock de pinguïn!' over álle achttien pinguïnsoorten – van de majestueuze koningspinguïn tot de kleine dwergpinguïn.

​

All penguins are equal, toch krijgt één soort een erepodium. Kan dat in een ultiem pinguïnboek? Ik durf te beweren van wel. Omdat je pas echt doordringt tot een kinderhoofd en -hart als je een boek persoonlijk maakt. En de Afrikaanse pinguïn, die ken ik persoonlijk. Geen vinger waarin ik niet gebeten ben.

bottom of page