Elk kinderboek verdient aandacht
Een klein onderzoek onder kinderboekenmakers
10 oktober 2025
Hoe wakker je in tijden van ontlezing de nieuwsgierigheid van lezers aan? Dat is een vraag die je veel hoort en een lastige, want social media, Netflix en andere media lijken nog steeds interessanter dan een boek. Lijken, want Stichting Lezen (2025) kopte in februari dat het aandeel kinderboeken groeit. Uit onderzoek van GfK en KVB Boekwerk (2025) bleek dat het aantal verkochte kinderboeken is gestegen. Nou lijken er tegenwoordig ook steeds meer volwassenen kinderboeken te lezen, dus wie er nu exact de kinderboeken leest, zal niet helemaal duidelijk zijn. Toch blijkt uit onderzoek van de Kids Monitor van het Nationaal Media Onderzoek (2025) onder kinderen dat maar liefst 94% van de kinderen op de basisschool minimaal één boek gelezen heeft het afgelopen jaar.
Ondanks deze licht hoopvolle signalen is het best ingewikkeld voor kinderboekenmakers in kinderboekenland. De concurrentie wordt als moordend ervaren, want er verschijnen heel veel kinderboeken. Als dan ook nog in kranten en op social media vaak dezelfde boeken worden besproken of gepromoot en voornamelijk boeken van bekende namen voelen sommige makers zich een roepende in de woestijn. Want daarbuiten is toch ook veel kwaliteit te vinden? Er is zo veel meer in kinderboekenland dat aandacht verdient. Veel kinderboekenschrijvers en – illustrators hebben behoefte aan meer aanmoediging, begrip voor wat ze aan het doen zijn en voor wat ze creëren. Hoogste tijd om de makers zelf eens aan het woord te laten over het schrijf- en/of illustreerproces en dingen waar zij mee worstelen. Uit een enquête die afgenomen is onder bijna 70 kinderboekenmakers blijkt dat er een bredere blik moet komen op wat de kinderboekenmarkt te bieden heeft.
Van de respondenten noemde 40% zich schrijver, 30% illustrator en 27 % noemde zich zowel schrijver als illustrator. De overige respondenten waren bijvoorbeeld vertalers. Het gros (41%) schrijft of illustreert langer dan 15 jaar en tien respondenten doet dat korter dan 5 jaar.
Niet voor elke kinderboekenmaker is het proces gelijk. Tussen schrijvers en illustrators zit een groot verschil. Zo begint een illustrator vaak met het lezen van het verhaal waar illustraties bij komen en is dat denkproces en de stappen die daarna volgen best een uitvoerig proces. Een illustrator geeft aan: ‘dan moet er een gevoel bij komen en karakters moeten gaan leven, daarna start de schetsfase.’ Om enigszins één lijn te trekken is er in dit onderzoek gekozen voor de fase voorafgaand aan het schrijven (een idee bedenken voor het verhaal of de illustraties), de fase tijdens het schrijven (opzet verhaal en schrijven) en de fase na het verhaal (correctie en feedback verwerken). Kinderboekenmakers vinden vooral de fase voorafgaand aan het schrijven of illustreren het makkelijkst (47%), gevolgd door de fase van het schrijven zelf en de correctiefase. Opvallend is dat maar 5% van de respondenten de opzet van een verhaal vormgeven benoemt als makkelijk. Aanvullend geeft een aantal makers aan dat het heel erg afhangt van de opdracht en het type werk: ‘elk boek is anders dus ook de puzzel ernaartoe’. De moeilijkste fase blijkt overduidelijk de fase tijdens het schrijven of illustreren. Of het nu gaat om de opzet van het verhaal of het schrijven of illustreren zelf, met meer dan 60% spant deze fase de kroon. Het verschilt zeker per boek en er zijn veel randzaken, zoals concentratieproblemen en perfectionisme, die het proces in de weg kunnen zitten: ‘schrijven is vallen en opstaan, bruisen van de energie en inspiratie, vleugels hebben, maar soms ook diep down zijn omdat ik opeens twijfel aan alles en denk dat het toch helemaal niets is’. Maar er is meer, buiten het maken van het boek om, dat als moeilijk wordt bestempeld. Zo geeft een aantal respondenten aan dat het (te veel) energie kost om je boek bij het juiste publiek te krijgen. De weg van een idee tot het uiteindelijk in de winkel liggen, wordt door meerdere kinderboekenmakers bestempeld als een moeilijk proces. Ook door kinderboekenmakers die al meer dan 15 jaar aan de weg timmeren. Soms past een boek niet bij een specifieke uitgever of wil een uitgever een boekidee dat ze zien zitten helemaal omgooien. Aan de andere kant worden schrijvers of illustrators zelf ook benaderd door uitgevers om een boekidee dat zij hebben uit te werken en dan is er vaak wat (meer) vrijheid. Zo geeft aantal illustrators aan het best te kunnen werken in opdracht, zodat er kaders zijn waarbinnen vrijheid is. Het is volgens een paar respondenten ook moeilijk, wanneer een boek minder goed verkocht wordt dan verwacht, als het eenmaal is uitgegeven. Dit is niet alleen ingewikkeld voor de schrijvers en illustrators, ook uitgevers worstelen hiermee. Wat verder als moeilijk wordt ervaren is marketing en de zakelijke kant. Tot slot valt het antwoord ‘het kunnen leven van mijn werk als kinderboekenschrijver’ op. Dit antwoord werd slechts een enkele keer genoemd bij deze vraag, maar uit de gehele enquête blijkt dat dit voor meerdere makers toch een issue is.
Bij de vraag wat kinderboekenmakers nog nodig hebben, zijn de antwoorden heel uiteenlopend. Een kritische meelezer (15%), een brainstormmaatje (15%) of meer oprechte waardering (9%) zijn de antwoorden die het vaakst worden genoemd. Verder zijn de antwoorden onder te verdelen in meer zelfwaardering, meer structuur, een kritischere blik vanuit de uitgever (‘dat komt de kwaliteit van mijn boeken alleen maar ten goede’) of een uitgever die verder kijkt dan het commerciële belang. Maar ook hulp met marketing, zelfdiscipline, meer aandacht en meer zichtbaarheid voor de boeken en meer waardering (ook vanuit uitgevers) worden genoemd (‘je moet toch proberen om in beeld te blijven bij de uitgeverijen/ actief op social media, dat wordt steeds belangrijker. Het zichtbaar blijven voor uitgevers’). Verder vallen de antwoorden meer geld naar de makers in plaats van naar de boekhandel en niet hoeven uitleggen waarom je geld vraagt voor wat je doet, meer plaatsen en momenten om collega’s te ontmoeten en meer zichtbaarheid online op. De meest genoemde is toch echt wel meer tijd. Duidelijk mag zijn dat kinderboekenmakers eigenlijk een grote behoefte hebben aan meer waardering voor en zichtbaarheid van hun werk.
Als het gaat om waardering, dan valt daar ook het bespreken van het werk onder. 61% van de respondenten vindt dat mensen die hun werk bespreken de diepte moeten ingaan en niet in algemeenheden moeten blijven hangen. ‘Maatschappelijke onderwerpen die boeken behandelen sneeuwen vaak onder als er gekeken wordt naar ‘parels van zinnen’ of naar psychologische lessen’. Vooral een aantal illustratoren geeft aan dat ze graag zien dat illustraties ook worden besproken, vooral in prentenboeken: ‘Alleen tekst lezen volstaat dan niet altijd, het is heel fijn als alle verbanden opgemerkt worden.’ Daarbij vinden ze het fijn wanneer recensenten en andere boekpromoters kritisch zijn op hun werk, zodat ze ervan kunnen leren. Hierbij worden wel wat kanttekeningen geplaatst, want dit is wel afhankelijk van het medium en de deskundigheid van de recensent: ‘Het is fijn als de PR-afdeling je werk en motivatie goed begrijpt, zodat het bij de juiste recensenten en winkels onder de aandacht gebracht kan worden.’ Een andere opmerking die hierbij past, is dat niemand iets aan louter negatieve besprekingen heeft; bespreek het alleen als je over een boek te spreken bent. Aanvullend wordt de opmerking gemaakt dat het soms beter is iets niet te beschrijven dan iets fout te bespreken. Eén respondent vult hierop aan dat eerlijkheid of de eigen mening niet altijd een pre is omdat dat invloed heeft op de verkoop. Haaks daarop staat de opmerking van een andere respondent ‘vrij zijn, een mening is een mening’. We leven in een wereld waarin steeds meer mensen hun mening uiten. Sommige opmerkingen van mensen die je werk bespreken moet je met een korreltje zout nemen, want zoals een respondent aangeeft: ‘Ik kies zelf de mensen uit van wie ik hun mening hoog heb zitten, en van wie ik weet dat ze ook echt iets te melden hebben.’ En dan is er nog het zogenaamde sneeuwbaleffect van aandacht voor een populair boek, wat ervoor zorgt dat veel andere boeken vrijwel geen aandacht krijgen, wat vooral op social media zo wordt ervaren.
Over aandacht en waardering hebben veel makers een duidelijke mening. Schoolbezoeken worden meerdere keren genoemd: ‘Het allerleukst zijn de reacties tijdens schoolbezoeken!’ en ‘Ik houd contact met de doelgroep én verdien er geld mee, want alleen met mijn boeken red ik het niet.’ Toch heeft aandacht ook een keerzijde, want bepaalde onderwerpen als het klimaat en diversiteit liggen niet altijd goed bij iedereen, waardoor sommige schrijvers negatieve reacties krijgen of bedreigd worden. Meerdere respondenten geven aan dat de aandacht (vooral op social media) meestal gaat naar boeken van bekende auteurs, terwijl juist onbekende of minder bekende makers die aandacht ook hard nog hebben. Verder wordt de financiële waardering meerdere keren aangestipt, waarbij vooral ingegaan wordt op de wat scheve verdeling. Schrijvers ontvangen doorgaans meer dan illustrators, maar het grootste deel gaat naar de boekhandel.
Een aantal andere opvallendheden zijn tot slot het vermelden waard. Meerdere schrijvers geven aan de samenwerking met illustratoren heel fijn te vinden, als die er is, want vaak ontbreekt het aan tijd om echt nauw samen te werken: ‘Ik geniet enorm van samenwerkingen met illustratoren, dit werkt vaak inspirerend.’ Ook het samenwerken in intervisiegroepen wordt genoemd bij zowel kinderboekenschrijvers als - illustrators. Het is fijn om elkaar aan te moedigen en te ondersteunen, want je zit in hetzelfde schuitje. Eén respondent vraagt zich nog af wat de toekomst met AI gaat brengen, een wezenlijke opmerking in deze tijd. Voor Vlaamse auteurs is het tot slot heel moeilijk om aandacht te krijgen in Nederlandse boekenhandels. Het bijzondere is dat het andersom wel zo is. In Vlaanderen staan de etalages vol met kinderboeken uit Nederland en volgens één van de respondenten is dat ook geheel terecht. Je ziet deze ontwikkeling ook terug in de nominaties voor kinderboekenprijzen in België. Daar staan veel boeken tussen die gemaakt zijn door Nederlandse schrijvers en illustrators. Maar als je kijkt naar de Zilveren Griffels (nominaties voor de Gouden Griffel, de prijs der prijzen onder de kinderboeken), dan staan daar zelden Nederlandstalige kinderboeken uit België op. Deze ontwikkeling maakt Vlaamse kinderboekenmakers bezorgd over de toekomst op lange termijn van kinderboeken in Vlaanderen van Vlaamse makers.
Duidelijk mag zijn uit deze enquête dat schrijvers en illustrators veel plezier hebben in hun werk, maar dat schrijven echt vallen en opstaan is. Het is een redelijk eenzaam beroep, maar met kritische mensen om de schrijver heen die het boek en het proces naar een hoger niveau tillen, zijn de opbrengsten alleen maar mooier. De roep om serieuze waardering is groot of je nu een beginnende schrijver of illustrator bent of niet of een bekende naam of niet; elk kinderboek verdient aandacht. Laten we met elkaar er dan ook voor zorgen dat we kinderboekenschrijvers en – illustrators meer aanmoedigen en begrip opbrengen voor wat ze aan het doen zijn.