Schrijver aan het woord
Yorick Goldewijk over 'Albatros'...

''Albatros' begon met een vraag: wat als alle mensen van de ene op de andere dag in dieren zouden zijn veranderd? Alle mensen, behalve één jongen? Ik begon zo maar eens wat experimenten op te schrijven. Konden de dieren nog wel praten? Werden ze steeds meer dier? Wat zou die ene jongen gaan doen? Zou hij in paniek raken? En natuurlijk begon ik me af te vragen: waaróm is iedereen eigenlijk in een dier veranderd? En waarom hij niet? En is hij inderdaad wel echt de enige? Of is er misschien nog iemand?
Al die vragen vormden het skelet van een verhaal, dat steeds groter en spannender werd. De antwoorden wist ik zelf nog niet. Ik had geen idee wat er zou gebeuren – dat vind ik zelf altijd het allertofst: dat ik als schrijver ook van niets weet in het begin. Het enige wat ik heel zeker wist was dát er een verhaal was, iets spannends, groots en mysterieus...
Gaandeweg kwam behalve de hoofdpersoon Abel een ander personage in beeld: Kat. Zo''n beetje in alles het tegenovergestelde van Abel. Sterker nog: ze zijn gezworen vijanden van elkaar, want hun landen zijn al eeuwen met elkaar in oorlog. Wat nu als zij met zijn tweeën de enige overgebleven
mensen lijken te zijn? En toen kwam de grootste vraag, en dat is waar Albatros uiteindelijk over gaat: is het wel zo erg als de mensen zouden verdwijnen? We hebben lief, we maken prachtige dingen, we zingen en dansen en lezen en verwonderen onszelf. Maar we doen ook vreselijke dingen. Zoals de oorlog tussen de landen van Kat en Abel.
Op die vraag bestaat eigenlijk geen eenduidig antwoord. Het is een vraag om over na te denken, om te wegen en om je eigen kompas op af te stellen. En misschien hebben Kat en Abel uiteindelijk toch gelijk als ze zeggen: 'De mensheid is toch een heel klein beetje fantastisch.''

