Dit boek bevat twee verschillende verhalen die door elkaar lopen. Het zijn de verhaallijnen van de tieners Sterre en Freek. Twee verhalen die anders zijn, maar toch ook weer hetzelfde. De dove Sterre leeft in de wereld van nu met alle hulpmiddelen van nu. Ze gaat naar de middelbare school. Eerst is dat allemaal prima, maar ze merkt al snel dat het daar ontzettend moeilijk is jezelf te redden als je doof bent. De dove Freek leeft in de jaren ’50 op een internaat voor dove kinderen in een wereld waarin het verboden was gebarentaal te gebruiken op school. Hij wordt gedwongen te praten.
Heel mooi hoe beide verhalen worden uitgewerkt. Het verhaal van Sterre bevat veel interactie en is vlot geschreven door Caja Cazemier. Het verhaal van Freek is beeldender geschreven door Martine Letterie. De setting van de jaren '50 is erg sterk. Beide verhalen zijn ontroerend, pakkend en bevatten een vleugje humor. Dat Freek en Sterre elkaar ontmoeten en de werelden dus dichtbij elkaar liggen, is extra mooi.
Goed dat er boeken zijn die duidelijk maken dat het jezelf redden in de maatschappij als dove ingewikkeld is en problemen met zich meebrengt.