Een bizar en ingenieus verhaal met ontzettend veel vaart. Die vaart komt met name doordat het verhaal zich maar op één dag afspeelt en doordat de gebeurtenissen elkaar snel opvolgen.
Fitz' is de hoofdpersoon van dit boek. Ze is twaalf jaar en drie weken en boos, want haar ouders zijn net uit elkaar. Je krijgt in dit boek een goed inkijkje in het hoofd van Fitz, hoe ze om gaat met deze voor haar heftige gebeurtenis, want wat vindt ze dit moeilijk.
Als het zusje van Fitz, Bente, een ongeluk krijgt waar ze haar vingertopje bij kwijtraakt, gaan ze halsoverkop naar het ziekenhuis. Het verhaal gaat niet zo zeer over wat er met haar zusje aan de hand is. Het verhaal gaat juist over de gebeurtenissen daaromheen die Fitz meemaakt. Ze ontmoet namelijk een jongen, Adam, die daar is voor zijn te vroeg geboren zusje, én ze ontmoet Primula, die een hartoperatie heeft gehad en weer even niet ziek wil zijn. Samen beleven ze de gekste dingen: ze koppelen een zuster en een dokter, ze stelen gips en Fitz wordt verliefd.
Er gebeurt ontzettend veel; je zou het haast een film kunnen noemen. Een goede film weliswaar, want alle gebeurtenissen zijn perfect met elkaar verweven en keer op keer word je als lezer verrast. De ontroerende, serieuze momenten worden goed afgewisseld met wat humor. Anna Woltz heeft niet voor niets met dit boek een Gouden Griffel gewonnen.